Kennis tussen Arbodiensten wordt sneller gedeeld, ondanks marktwerking

VOZ magazine in gesprek met professor dr. Frederieke Schaafsma, bedrijfsarts en bijzonder hoogleraar arbeids- en bedrijfsgeneeskunde aan het Amsterdam UMC, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid

Kennis tussen  Arbodiensten  wordt sneller  gedeeld, ondanks  marktwerking
24–11–2020

Bijna een kwart van de Nederlandse artsen werkt in de sector van de Public en Occupational Health. Medio 2020 werd een bedrijfsarts hoogleraar in de occupational health. Dat gebeurt niet jaarlijks in dit vakgebied. Versterking van de academisering van bedrijfsgezondheidszorg en publieke gezondheidszorg is een aantal jaren geleden voorzichtig opgepakt. Maar gaat het wel snel genoeg? De coronacrisis kan wellicht de academisering van de sociale geneeskunde beter versnellen en aanjagen in het belang van de arbeidsomstandigheden en de volksgezondheid.

Door: Hans de Goeij

Sinds medio 2020 is Frederieke Schaafsma hoogleraar naast haar baan als hoofd van de Polikliniek Mens en Arbeid en haar werk als bedrijfsarts-onderzoeker. Prof. dr. Frederieke Schaafsma geeft met haar leeropdracht een nieuwe impuls aan het onderzoek in de bedrijfsgezondheidszorg. Zij doet dat in de Amsterdamse fusie organisatie Public en Occupational Health, een onderdeel van het Amsterdam UMC. In het UMC ervaart men nu zelf ook het thuiswerken, juist nu de fusie geoperationaliseerd wordt. Een nieuwe fysieke locatie voor het instituut is er bovendien nog niet. Coronel Instituut als label met statuur blijft gehandhaafd voor de occupational tak van het fusie instituut. VOZ Magazine steekt zijn licht op bij prof. dr. Schaafsma.

Komt u in uw nieuwe rol van hoogleraar niet te ver van de dagelijkse praktijk te staan? En wat heeft u ondertussen opgedaan tijdens de coronacrisis in uw tak van sport? Om snel bij de vraag uit te komen hoe het met de roots van de Arbozorg zit, die 100 jaar geleden in het publieke lokale domein is begonnen. En nieuwsgierig als we zijn: zou u al iets kunnen vertellen wat de COVID-19 crisis de arbozorg brengt, gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek?

Frederieke Schaafsma steekt zonder omhaal, maar tegelijk bedachtzaam en precies formulerend, van wal: “De plaats van dit interview, in de lobby van Hotel Jan Tabak in Bussum, is een gevolg van het beleid bij Amsterdam UMC. Wij proberen nog steeds zoveel mogelijk thuis te werken. Voor overleg wijken wij uit naar openbare vergaderplaatsen. Uiteraard coronaproof. Alle mogelijkheden van insleep van het virus in onze universiteit- en ziekenhuisgebouwen proberen wij, staf, ondersteuning, studenten, patiënten en passanten te voorkomen. En vice versa. Je ziet dus dat in ons eigen werken publieke belang én bedrijfsgezondheidszorg hand in hand gaan”.

Verbonden met de bedrijfsgezondheidszorg

“Met de beroepspraktijk van de bedrijfsgezondheidszorg was en ben ik nog steeds verbonden. Zo ben ik vanuit de onderzoekersstand vanaf april-mei 2020 bijgesprongen in een Arbodienst waar ik vroeger werkte; ik ging over naar de consultatie- en spreekuurstand. Fijn om ook gewoon je basisvak bedrijfsarts te kunnen blijven doen. Collegae waarderen dat ook. En ik blijf met mijn voeten in goede aarde staan. Die Arbodienst bedient relatief veel zorgpersoneel en zorgwerkgevers. Ik beantwoordde met andere collegae vragen van individuele werknemers die zich zorgen maakten over de eigen gezondheid. En van hun gezin, familie, het thuisfront et cetera”, geeft Schaafsma aan.

“Mijn collegae bedrijfsartsen moesten natuurlijk in het begin veel kennis vergaren en systematiseren over wat de vragen konden zijn. Over wat de beste antwoorden zijn, gebaseerd op kennis van dat moment. En gebaseerd op voortschrijdend inzicht. Die kennis kwam ontegenzeggelijk van het RIVM, maar bijvoorbeeld ook van onze beroepsvereniging de NVAB, de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Samen met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) werden nieuwsbrieven opgesteld.”

Kennis delen ondanks marktwerking

Schaafsma vervolgt: “Human Total Care, een clustering Arbo gerelateerde bedrijven met 6 merken, was als een van de eersten die zijn eigen kennis, inzicht en informatie deelde met collegae. Je zag bij arbodiensten en aanverwante bedrijven ook een snelle opschaling in het delen van kennis over werken met COVID-19 ontstaan, zoals ook in het regionaal overleg acute zorg (ROAZ) en daarna bij het overleg niet acute zorg (RONAZ). Onze onderlinge samenwerking kwam daar snel op gang, en ging wonderwel snel voorbij aan de klassieke concurrentie van arbodiensten onderling. Die kennisdeling is in de marktwerking van arbozorg niet vanzelfsprekend. En dat niet vanzelfsprekende, ook buiten de coronazaken, stoort mij erg. Nu dus gelukkig niet. Voor ons vakgebied is het delen van kennis juist zo belangrijk. Het is de kunst de komende periode die vorm van kennisdeling en samenwerking vast te houden. Ik zie inmiddels dat een aantal arbodiensten nu weer een eigen product COVID-19 zorg maken inclusief het aanbieden van commerciële testen. Arbodiensten hebben hun ontstaan te danken aan het publieke domein. Het aanbieden van commerciële testen helpt het publieke belang rond COVID-19 op macroniveau bezien niet echt. Ik snap het overigens vanuit het perspectief van de werkgevers wel, maar wat je naar commercieel verschuift wordt in het publieke domein nog niet vanzelf in de laboratoria opgevuld. En de prijzen van de commerciële testen zijn er ook naar. Daar kan je ook andere dingen van doen in de arbozorg”.

Arbo versus publieke zorg

Schaafsma gaat verder: “Het zou mooi zijn als Arbodiensten weer de vroegere relaties met de GGD-en herstellen en hun capaciteit ook inzetten voor het publieke belang. Aan de andere kant moeten we ook zien dat GGD-en weer niet direct snel konden voorzien in vragen van werkgevers en arbodiensten, anders dan: “belt u maar het landelijke nummer”. Deze puzzel moeten we in de toekomst beter oplossen. Dat is best wel een puzzel in verband met randvoorwaarden rond marktwerking versus de maatschappelijke en publieke opgaven. De huidige versnippering van Arbodiensten en het verschillende regionale beleid bij GGDen helpen daar niet bij. Nog afgezien van de sturende rol van de minister van VWS in het beleid rond de coronabestrijding waar GGD-en mede uitvoerder van werden. Maar die samenwerking zou juist nu de komende jaren beter worden gestimuleerd. Immers de arbodiensten zijn ontstaan uit de werkliedenzorg. Deze waren begin vorige eeuw vaak bij GGD-en en rechtsvoorgangers ondergebracht, te beginnen in de toenmalige industriesteden. Het ligt voor de hand daar weer eens opnieuw naar te kijken in het kader van preventie en goede zorg. GGD-en werken nu minder samen met arbodiensten en vice versa. Ik hoor dat geluid elders in het land soms ook: denk eens na over hernieuwde vormen van samenwerking tussen deze twee werkvormen. Hebben we bij de vorming van de huidige arbodiensten niet te veel badwater met het kind weggegooid?”.

Van marktwerking naar samenwerking

Schaafsma: “Geen enkele organisatie was op de COVID-19 pandemie volledig voorbereid. Een open deur noem ik dat. Wel zag ik meteen al dat bedrijfsartsen van vooral grotere bedrijven, sneller kunnen schakelen en acteren. Een groot bedrijf betrekt de bedrijfsarts sneller in zijn crisisplan. Deze Arbo professional zit beter in het interne bedrijfsnetwerk ten opzichte van kleinere werkgevers. Vaak maken die minder gebruik van de arbodienstverlening. Of roepen een arbodienst alleen in bij ziekteverzuim”.

“Als je mij vraagt of de arbodiensten allemaal geleerd hebben van de eerste golf, dan zeg ik: dat weet ik nu nog niet. Het is wel een mooie onderzoeksvraag! Ik ben daarnaast ontzettend nieuwsgierig of werkgevers wat gehad hebben aan de adviezen van bedrijfsartsen en de andere Arbo professionals. Of de verschillende disciplines, zoals bedrijfsarts, veiligheidsdeskundige, arbeid hygiënist en organisatiedeskundige weer meer tot samenwerken zijn overgegaan. Wat de toegevoegde waarde en de feitelijke opbrengst daarvan zijn is een vervolg vraag”, licht Schaafsma toe.

“Er gaat redelijk wat aan subsidie nu naar projecten die de effecten van COVID-19 op bijvoorbeeld zorgpersoneel onderzoeken. Maar er wordt weinig tot niets in onderzoek geïnvesteerd wat goede arbozorg voor dat personeel is en wat het kan opleveren. Preventie van onnodige belasting van zorgpersoneel is het paard voor de wagen spannen, niet erachter. Ik verbaas me er wel over. Bijna alle soorten bedrijven hebben hiermee te maken. Daar moet je op investeren. Wij deden daarvoor recent voorstellen, maar die werden niet gehonoreerd tot nu toe bij bijvoorbeeld ZonMw.”

Effecten door meer thuiswerken

“Welke impact het thuiswerken in deze crisistijden heeft op, en in de populatie van, thuiswerkers weten we nog niet. De lange termijneffecten kunnen pas later gemeten worden. Vooralsnog kennen wij verhalen van werknemers die er nu wel bij varen; ze hebben bijvoorbeeld de reistijd niet meer, kunnen soepeler werk en privé combineren en zij hebben de fysieke woonen werkruimte ervoor. Maar ik noteer ook tegengestelde ervaringen: mensen die juist de structuur en routine van elkaar ontmoeten erg missen, zich niet meer kunnen concentreren, thuis erg krap zitten met veel geluid, medebewoners of kinderen, met gedoe om zich heen. Of gewoon dat het type thuiswerk slecht combineerbaar is met de woonsituatie. Er zijn verschillende groepen te onderscheiden. Maar nu al conclusies voor de langere termijn trekken is speculatie of hypothetisch. Daar is het nu te vroeg voor. Als wetenschapper ben ik van eerst de goede vraag stellen, daarna het onderzoek doen voordat we een conclusie trekken”, geeft Schaafsma aan.

Schaafsma vult aan: “Hoe dat thuiswerken in de toekomst doorwerkt weet ik dus nog niet. Wat wel duidelijk is, is dat er geen eenheidsantwoord uit de verschillende opties komt. Wellicht is voor een deel dit nieuwe werken een zegen en verbetert het in een aantal gevallen de arbeidsproductiviteit en neemt het plezier in het werk toe. Maar evenzeer kan dat voor een ander deel het omgekeerde gelden. Voor mijn vakgebied is dat dus een interessante vraag: hoe zit het met de arbeidsproductiviteit, de gezondheid van de medewerkers en de ontwikkeling daardoor van de bedrijfsresultaten? Wij spraken net over functies en leersituaties waarvoor thuiswerken mogelijk is. Maar ons vakgebied beperkt zich niet tot het beroep en de arbeid. Juist de samenhang en weerslag op de samenleving én gezondheid is relevant. Dat geeft weer een terugslag op de werkbeleving en arbeidsproductiviteit. Dus ik ben ervoor dat wij ook kijken naar de impact op het samenlevingsverband van de werknemer, die thuis is gaan werken. De impact van de crisis op werknemers en alle inwoners wordt in de media nu breed uitgemeten. De houding in de eerste fase van de crisis is nu bij een deel van de bevolking anders. Het blijkt nu ook lastiger voor werknemers dan in de eerste fase. Hoe dat over een jaar is kan ik nu nog niet goed voorspellen, maar de literatuur kan ons daar wel bij helpen.1 Houden we de goede resultaten daarna vast of vervallen wij in oude patronen? Het antwoord heb ik niet; het ligt besloten in de nabije toekomst. Voldoende stof tot nadenken en zeker interessante vragen voor ons vakgebied”.

Wens: bedrijfsgezondheidszorg en curatieve zorg beter verbinden

Op mijn vraag wat ze de lezer van dit artikel afsluitend wil meegeven antwoordt prof. Schaafsma als volgt: “Als eerste vind ik het een goed streven om het aantal leerstoelen in de bedrijfsgezondheidszorg te vergroten. Wij hebben ten opzichte van andere takken in de geneeskunde een inhaalslag te maken. In de verbinding van gezondheid en werken kunnen wij een belangrijke schakel zijn. De samenhang van werken, gezondheid en welzijn, nog beter benadrukken; academische vaandeldragers helpen het belang van het vakgebied voor het voetlicht te brengen”. “Ten tweede zou het een te overwegen idee zijn als elk ziekenhuis een polikliniekfunctie inricht voor mens en arbeid zoals ik in Amsterdam UMC. Ook voor werknemers die niet in de gelegenheid zijn gebruik te maken van bedrijfsgezondheidszorg. Met Tamara van Ark hebben we nu een minister voor medische zorg bij VWS. Zij kent het dossier arbeid en gezondheid goed uit haar eerdere functie als staatssecretaris Sociale Zaken. Dit biedt kansen maar die moeten we nu ook benutten. SZW financiert nu al het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde AMC-UMCG-UWV-VUmc. In preventieve zin zouden we nu ook het palet arbeid en gezondheid kunnen afronden met een structurele en meerjarige financiering van een academische werkplaats bedrijfsgezondheidszorg. Als beleidsincentive van VWS en SZW. Zij zitten al in één gebouwencomplex dus sluit op dat niveau de keten gezondheid en arbeid”.

 

  1. Een voorbeeld is www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2954-state-of-the-art-crisisbeheersing.aspx

 

Alliantie Nederland Rookvrij!
Oude Gracht Groep
IKA Ned
Stichting Kwalificatie & Curriculum Autoriteit
VERA Health and Education
De Rookvrije Generatie