Gezondheidsfondsen: invloed tabaksindustrie op beleid moet stoppen

Ontwikkelingen in de zorg

Gezondheidsfondsen: invloed tabaksindustrie op beleid moet stoppen
17–07–2015

De Nederlandse overheid moet geen enkel contact meer onderhouden met de tabaksindustrie, behalve over technische uitvoeringskwesties van vastgesteld beleid. Ook bij die contacten moet volledige openbaarheid en transparantie worden nagestreefd. Vaststelling van deze uitgangspunten is nodig om als Nederlandse overheid te voldoen aan artikel 5.3 uit het Kaderverdrag Tabaksontmoediging van de Wereldgezondheidsorganisatie uit 2005. Dit artikel stelt dat het volksgezondheidsbeleid moet worden beschermd tegen commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie.

Een onderzoeks- en adviesrapport1 met deze aanbevelingen is door Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en Longfonds, verenigd in de Alliantie Nederland Rookvrij, gericht aan VWS-staatssecretaris Van Rijn namens de Rijksoverheid. De overhandiging vond op 12 juni jl. plaats door Hartstichting-directeur Floris Italianer. Het rapport is in opdracht van de fondsen opgesteld door organisatieadviesbureau Oude Gracht Groep (OGG). De opdracht aan OGG was de stand van zaken bij de uitvoering van artikel 5.3 in Nederland in beeld te brengen en op basis daarvan conclusies te trekken en aanbevelingen te doen ter verbetering. De drie fondsen ondersteunen de aanbevelingen die in het rapport worden gedaan en vertrouwen erop dat ze worden overgenomen door de Nederlandse overheid.

BEWEZEN EFFECTIEF

Tien jaar geleden ratificeerde Nederland het Kaderverdrag Tabaksontmoediging (Framework Convention on Tobacco Control, FCTC). Het verdrag bevat bewezen effectieve maatregelen voor tabaksontmoediging, waaronder artikel 5.3 over ongewenste beïnvloeding door de tabaksindustrie van het overheidsbeleid. Hoewel de Nederlandse regering in de eigen rapportage over de voortgang en effecten van het beleid stelt te voldoen aan de eisen uit dat artikel, ontstond in de beeldvorming de indruk dat de tabaksindustrie ruimte krijgt om invloed uit te oefenen op het tabaksbeleid. De onderzoekers van OGG concluderen dat de opvattingen over de noodzaak van overleg, verslaglegging en transparantie nogal uiteenlopen en de naleving van artikel 5.3 al met al weinig prioriteit lijkt te krijgen.

ROOKVRIJ OPGROEIEN

De drie fondsen leggen een link met de brief van staatssecretaris Van Rijn over tabaksontmoediging van 23 april jl. aan de Tweede Kamer. Hierin toont hij ambitie voor een effectief tabaksontmoedigingsbeleid om een samenleving te bereiken waarin jongeren rookvrij kunnen opgroeien. Volgens de fondsen past hierin geen enkele beïnvloeding door de industrie. Daarom zou het goed zijn als de staatssecretaris de aanbevelingen van OGG overneemt.

TRUST ME

Het FCTC noemt de belangen van de tabaksindustrie principieel strijdig met die van de volksgezondheid. Daarom zou het uitgangspunt moeten zijn dat er geen enkel contact is, met uitzondering van ‘technisch overleg’ over de uitvoering van aanvaard beleid (indien nodig voor effectieve regelgeving, toezicht of controle op de tabaksindustrie en haar producten). Wanneer zulk overleg nodig is moet het wel volledig openbaar en transparant zijn, inclusief toegang, agendering, verslaglegging en onafhankelijke controle. In een protocol moet worden vastgelegd op welke wijze de houding van bewindslieden en ambtenaren verandert van trust me naar show you. Kennis, begrip en gevoel van urgentie over artikel 5.3 moeten worden vergroot. Naast de centrale overheid moeten ook decentrale overheden passende maatregelen doorvoeren om de toegang tot beleidsvorming voor de tabaksindustrie te blokkeren.

1. http://www.alliantienederlandrookvrij.nl/wp-content/uploads/2015/06/20150609-Onderzoeks-en-adviesrapportage-Artikel-5-3-DEF.pdf

 

Alliantie Nederland Rookvrij!
Oude Gracht Groep
IKA Ned
Stichting Kwalificatie & Curriculum Autoriteit
VERA Health and Education
De Rookvrije Generatie